Regie: Joseph Kosinski
Sam Flynn (Garrett Hedlund) ontdekt in een oude arcade (voor de jongere generatie: dat was een hal waar spelcomputers in rijen opgesteld stonden en waar je nog muntjes in moest gooien om te kunnen spelen) dat zijn verloren gewaande vader Kevin (Jeff Bridges) nog leeft in een door hemzelf ontwikkelde virtuele wereld, The Grid. Sam duikt die wereld in, op zoek naar zijn vader – maar hij is niet de enige die daar rondwandelt.
Legacy is het vervolg op Tron uit 1982 (ook met Jeff Bridges in de hoofdrol), en was in die tijd baanbrekend omdat de digitale wereld nog onontgonnen gebied was. Nu is het een risico: de huidige doelgroep was toen nog niet eens geboren en is veeleisend, want grootgebracht met pixel-kinderhapjes.
Er zijn heel veel minpunten aan de film, maar de paar pluspunten wegen zoveel zwaarder dat de eindbeslissing toch naar positief neigt. Het verhaaltje is flinterdun en voorspelbaar, op bepaalde momenten zelfs weerzinwekkend sentimenteel. Het acteerwerk is op zijn hoogst matig te noemen, zelfs oudgedienden als Bridges en Bruce Boxleitner presteren niet optimaal. Ik vermoed dat Bridges de rol for old times’ sake aangenomen heeft, want dit is zó ver beneden zijn maat. De enige scène die er qua acteerwerk uitspringt, is die waarin het personage Castor/Zuse (Michael Sheen) even mag schitteren, en dat ook grandioos doet (“Change the scheme! Alter the mood! Electrify the boys and girls, if you’d be so kind!”) in een geweldige futuristische nachtclubsetting die swingt als een trein. De soundtrack van het immer onvolprezen Daft Punk-duo is helemaal op zijn plaats hier. Ook rising star Olivia Wilde benut haar kans optimaal en speelt beginneling Hedlund met gemak van het scherm.
Verhaal slecht, acteerwerk slecht, wat zijn dan de pluspunten? Het geheim schuilt in de vormgeving en in de sfeer die is gecreëerd. Geweldige special effects, prachtig ontworpen outfits, originele bouwwerken, een visueel feest waarbij optimaal gebruik is gemaakt van 3D effecten, waardoor je dus ook regelmatig achterover in je stoel wordt geblazen. Vechtscènes waarbij eindelijk eens geen gebruik wordt gemaakt van het nu wel uitgeholde stop-motion effect, maar figuren gewoon in duizend pixels uit elkaar vallen. Een interieur waar zichtbaar over elk minuscuul detail is nagedacht, tot en met een pixel-haardvuur aan toe – het is wel duidelijk waar alle aandacht heen gegaan is. Verbazend genoeg zijn de makers trouw gebleven aan de modellen uit de eerste film: het vervoersmiddel van de tegenstander, een wonderlijk tweepotig treinstel, is alleen wat gepolijst, de motoren wat realistischer – voor zover realistisch kan in een film die over The Grid gaat. En het werkt ook nog grandioos.
De sfeer die is gecreëerd is ook bijzonder: twee tijden, de vroege jaren 80 en het nu, die op een vloeiende manier verweven zijn. Kleine momenten van weemoed bij een ver weg klinkende eighties-plaat, korte fragmenten van gedateerde videogames in de stoffige arcade die terug doen verlangen naar de tijd van Pac Man en Snake. Eenmaal in The Grid heerst er een grimmige, claustrofobische sfeer die consequent wordt doorgevoerd, tot het voorspelbare sentimentele einde aan toe. Maar dat heb ik maar voor lief genomen.