Regie: Tom Fassaert
De flamboyante Marianne (inmiddels 95) was in de jaren ’50 een succesvolle mannequin, die twee van haar kinderen in een kindertehuis onderbracht en ze na twee jaar weer terug naar huis haalde, waar ze niet in staat bleek nog een gezonde band met ze te ontwikkelen. Wanneer ze eenmaal volwassen zijn verhuist Marianne naar Zuid-Afrika en verloopt het verdere contact moeizaam: steeds wordt er door moeder of zoons een reden gevonden elkaar te zien, maar als dat niet aan de verwachtingen voldoet wordt het contact weer verbitterd verbroken. Uiteindelijk nodigt ze haar kleinzoon Tom uit, die dit portret van haar maakte.
Aanvankelijk heeft Tom zich ten doel gesteld om de familiepijn bloot te leggen, antwoorden te krijgen, de waarheid te onthullen, maar Marianne is daar meteen duidelijk over: er is geen waarheid, die bestaat niet. Ze heeft natuurlijk gelijk: er is geen waarheid, alleen ieders perceptie, voortkomend uit ieders eigen kader. De eerste helft van de documentaire verloopt dan ook, net als hun eerste gesprekken, wat stroef. Tom is geen geboren interviewer, hij stelt teveel gesloten vragen, vult teveel in en lijkt meer uit te leggen wat hij wil dan het daadwerkelijk te doen. Hij is door zijn directe benadering te confronterend voor Marianne, die enorm bedreven is in het ontwijken van pijnlijke vragen en onderwerpen. Pas over de helft lijkt hij door te krijgen dat hij meer informatie krijgt door er niet rechtstreeks om te vragen.
Marianne kiest zelf voor de waarheid waar ze in wil leven – die van een wereldse diva. En toch, als je goed kijkt, zie je de onderhuidse tragiek. Ze weet ergens wel dat ze iets vreselijks heeft gedaan door haar zoons weg te doen, maar lijkt niet in staat daar verantwoordelijkheid voor te nemen. Dat is ook waarom ze zo bedreven is in het ontwijken van pijnlijke vragen: hoe kun je anders doorleven in de wetenschap dat je je kinderen zó hebt beschadigd? Het ontwijken van pijnlijke vragen is ook het ontwijken van haar eigen schuldgevoel en pijn. Als dochter van een vader die haar vertelde dat ze mooi was, maar zich niet verdiepte in haar innerlijk en haar ronduit afwees door haar te melden dat ze een rotkarakter had, is het begrijpelijk dat ze zich de rest van haar leven bezig heeft gehouden met haar uiterlijk en bevestiging zocht bij verschillende mannen. Ze manipuleert voortdurend en is duidelijk gewend om mensen om haar vinger te winden. Tijdens het maken van de film ziet ze er nog steeds onberispelijk uit en is meisjesachtig behaagziek. Zelfs de onverdeelde aandacht van haar kleinzoon verwart ze met verliefdheid (die gaandeweg de film ook een van haar waarheden wordt die ze pertinent weigert los te laten).
Voor het achterlaten van haar kinderen neemt Marianne geen verantwoordelijkheid, maar ze wil wel wanhopig vergiffenis van haar zoons. Ze spreekt haar ongenoegen uit over het feit dat ze haar ‘veroordelen’ en lijkt niet in staat te begrijpen dat het onderbrengen in een kindertehuis haar zoons heeft beschadigd. En die zíjn beschadigd. De enige onvoorwaardelijke liefde is die van een kind voor de ouders, en dat wordt in de film ook pijnlijk duidelijk. Met name Robert, de vader van Tom, blijft op een bijna kinderlijke manier maar proberen om een band met zijn moeder op te bouwen (die hij consequent ‘Mammie’ blijft noemen), maar wordt daarin steeds teleurgesteld. Bij de andere zoon, René, is het nog eerder en erger misgegaan. Volgens Robert is René kapotgemaakt door zijn moeder, ook in de jaren na het kindertehuis toen ze haar kinderen continu vanalles verweet. Zoals Marianne ergens in de film verbaasd zegt: “Robert zegt dat René door het kindertehuis psychisch in de war is geraakt…” alsof ze dat maar raar vindt en er niets mee te maken heeft. En toch, als ze voor een afscheidsbezoek naar Nederland komt en René bezoekt in zijn woning, die volstaat met stapels troep, heeft ze het daar moeilijk mee. Niet verwonderlijk: René is de verpersoonlijking van haar falen als moeder.
Robert uit ergens in de film zijn wens, bijna met oplichtende ogen: dat hij ontspannen met zijn moeder kan zijn, een echte, veilige band met haar kan opbouwen – maar al snel onderbreekt hij zichzelf geëmotioneerd doordat hij zich realiseert dat het geen realistische verwachting is, hij zal er nooit op kunnen vertrouwen dat Marianne die band trouw zal blijven. Doordat beide zoons wanhopig verlangen naar erkenning van hun verdriet, en Marianne andersom net zo wanhopig snakt naar vergeving zullen ze elkaar nooit kunnen zien voor wie ze zijn.
Tegen het eind van de film belandt Marianne (alweer terug in Zuid-Afrika) in het ziekenhuis, vermoedelijk door een beroerte. Wanneer ze weer thuis is komt Robert over uit Nederland en gaat aan haar bed zitten, een ontroerende scène: dit is waarschijnlijk het enige moment in zijn leven dat zijn moeder veilig voor hem is, ze is weerloos, kan nauwelijks praten en is dus ook niet in staat te charmeren of manipuleren. Het enige wat ze uitbrengt is ‘Ik ben blij…’ terwijl ze met één hand zijn bovenarm vastpakt. En dat is echt.
In een aantal recensies las ik terug dat A Family Affair de verwachtingen niet waarmaakt en geen antwoorden op vragen geeft. Daar ben ik het niet mee eens. Hoewel niet altijd in letterlijke (ant)woorden laat de film voldoende zien, alleen vergt het goed kijken en tussen de regels door luisteren. De verschillende betrokkenen zijn, doordat ze elk hun eigen trauma’s met zich meedragen, simpelweg niet in staat feitelijke antwoorden te geven – dat zou betekenen dat ze confrontaties aan zouden moeten gaan, vooral met zichzelf. Dat Marianne haar kinderen niet de veiligheid heeft geboden die een moeder haar kinderen zou moeten bieden (een oerprincipe, volgens René) blijft onvergeeflijk, zeker als je ziet hoe erg haar beide zoons er nog mee worstelen, maar het wordt wel duidelijk waar haar gedrag uit voortkomt, dat ook zij een geschiedenis heeft. In plaats van de onthulling van een gemeenschappelijke waarheid is A Family Affair een teder en persoonlijk portret van een disfunctionele familie geworden.